Ik ben in de hoofdstad en word alweer gek. Ik loop in het stedelijk museum en vind leuk wat ik zie, maar ik mag ook ‘gewoon’ gelukkig zijn van mezelf. De gedachte komt weer in mijn hoofd nadat ik hem voor het eerst had gistermiddag.
Ik loop vanaf het centraal station naar café de IJsbergh langs de Sint Antoniebreestraat en de Zwanenburgwal. Ik kom een mooi streepjeshirt tegen in een simpele winkel waar een man aan het naaien is. Ik kijk niet naar de prijs, pas het t-shirt, heb er een goed gevoel bij en koop het. Ik loop verder in het hippe stukje van de stad en voel me fijn. Zelfs hier hebben de toeristen gewonnen; tweedehands boeken in het Engels…
Bij het café heb ik een simpel, fijn, herkenbaar gesprek met een vriendin uit mijn studentenperiode in Utrecht.
Daarna loop ik met haast, want ik ben vandáág in Amsterdam, naar een van de vele musea van mijn lijstje.
Het museum is kut. Ik bedenk dat er een hoop nieuws te zien was in het Stedelijk en loop daar naartoe. Eenmaal daar loop ik door de collecties. Alles is alwéér nieuw, maar ik heb het al gezien. De Stijl, Mondriaan, Charley Toorop, en veel meer. Ik word er moe van. Het is warm, ik loop naar buiten, op zoek naar een zaakje waar ik even kan schrijven en kan genieten van het goede leven in Amsterdam. De zon schijnt immers.
Ik google vegan en vind in Maps een zaakje en kwartiertje verderop. Daar geniet ik van een rode bouillon met aardappel, bonen, kikkererwten, wat brood en een salade. Zo hoort het te zijn.