DGT-therapie

Borderline, autisme – spectrum psychiatrie en ik 

tekst geschreven na ongeval in 2018

 

Beste lezer, geïnteresseerde,

Ik schrijf tegenwoordig niet meer voor mijn blog. Ik heb op 2 februari 2018 namelijk een tweede verkeerstrauma opgelopen; al lopend en dromend. Bij lange na niet zo heftig als het eerste, maar toch. Ik denk dat de verandering die het tweede ongeluk teweegbrengt mij in staat stelt om eindelijk te doen wat ik al vijf jaar hoor te doen: verwerking van trauma, traumatologie voor gevorderden. Daar ben ik nu vooral druk mee bezig en ik heb een idee dat mijn boek misschien moet gaan over precies dat.

Trauma is simpel, makkelijk. Bam, auto tegen hoofd, neus om precies te zijn (deze breekt), en vervolgens lanceer je door de lucht, bam, hoofd tegen grond: hersenkneuzing. Met die eerste knal verlies ik mijn bewustzijn, waarschijnlijk heb ik de auto niet gezien want ik heb nog nooit een flashback gehad, gelukkig. Ik beland in coma en later weet ik niet wat er is gebeurd. Ik was er niet bij.

 

Een jaar later ben ik me bewust dat die ellendige post-traumatische amnesie misschien eindelijk, hopelijk over is. Ik mag weer op mezelf wonen, de onafhankelijkheid tegemoet. Ik word opgevangen door familie, overige hulpverleners en ontvang een vergoeding voor mijn gemaakte kosten door het ongeval. Er wordt tachtig procent garantie beloofd. Financiële garantie van een toekomst die had plaatsgevonden als die auto op Koningsdag, het jaar van de laatste Koninginnedag, me raakt. Ik begrijp er niks van, maar ik weet niets van geneeskunde, het Nederlands recht, geld, geluk; waar weet ik eigenlijk al wel wat van? Hoe ik voor auto’s terecht kom?

Ik woon na het ongeluk al snel alleen in een nieuwe, onbekende, maar toch bekende stad en voel me zo eenzaam. Een eenzaam mens doet dingen om gezelschap te vinden. Ik ben nog steeds een jong meisje en ik ben nog steeds niet op gewicht door de coma en misschien lukt het me daarom prima om gezelschap te vinden?

Vijf jaar later word ik, kort voor Koningsdag, nogmaals aangereden. Niet in mijn stad, maar weer in die ellendige hoofdstad. Daarna huil ik vrij snel, rouw ik vrij snel. Ik ontmoet een jongen, word verliefd (zoals meisjes zonder bases dat kunnen) en verneuk de relatie binnen een korte periode. Ik huil nog meer. Ik kom tot het besef dat ik dit toch écht alleen moet verwerken. Ik kan gezelschap zoeken, maar niemand kan verwerken voor mij. Het lijkt erop dat ik helemaal niet alleen hoef te zijn, in dit proces; iets wat ik al vijf jaar niet door heb.

Ik voel me een belasting en ben mensen niet graag tot last. Ik ben daarom liever alleen, zodat ik geen druk voel om me anders voor te doen dan wie ik ben. Ik ben nu eenmaal een belasting. Ik heb traumatische dingen meegemaakt en heb die nooit verwerkt omdat ik me altijd zo alleen voelde. Ik zette een masker op, om mensen aan me te binden. Het masker was echter niet zo goed, dekkend. Door de laag foundation konden mensen alsnog mijn sproeten en pukkels tellen. Sommigen vinden me afschrikwekkend. Deinzen voor me terug. Anderen zijn wel degelijk gecharmeerd, maar ik blijf me voelen als last. Alsof ik voor de kick, de spanning voor auto’s spring. Voor de aandacht die ik tegelijkertijd afstoot.

 

Sommigen noemen me autistisch, vooral ikzelf. Ik leef voor duidelijkheid en structuur en heb nog steeds moeite met het feit dat niet alles is zoals het lijkt, dat mensen liegen. Misschien heeft dat minder te maken met autisme dan simpelweg dwangmatigheid. Dwangmatigheid naar zekerheid. Ik wil zekerheid. Ik wil zeker zijn.

Anderen noemen me borderline. Het is tegenwoordig een modewoord, vertelt een kennis, opgekomen door aandacht in media. Niet veel mensen weten wat het is en ze gooien ermee om alles wat raar is, af te kaatsen. Te weigeren. Bah, je bent ziek in je hoofd, ik noem een veel voorkomend begrip uit de media. Bah, vieze borderline. Je houdingen wisselen snel, je bent instabiel – borderline. Maar misschien ben ik gewoon instabiel?

Ik heb geen autisme, ik heb geen borderline; ik heb niet-aangeboren hersenletsel. Subcategorie traumatisch hersenletsel: de oorzaak van de hersenschade kwam van buiten. Frontaal, maar tegelijkertijd overal: neus kapot na een frontale botsing waarna mijn hoofd op de grond knalt en misschien wel stuitert op een andere nog steeds pijnlijke plek van mijn schedel. Ik brak mijn kaak even geleden met het tweede ongeluk; mijn moeder werd melancholiek, kreeg tranen in haar ogen toen ze de röntgenfoto bekeek. Ze is röntgenlaborant, dus ze ziet er een hoop maar ze herkende de kapotte kaak meteen van mijn eerste auto-ongeluk. Ik lag er toen een jaartje van bij te komen in ziekenhuizen en revalidatiecentra. Nu ben ik thuis en laten de mensen van voor het ongeluk me niet in de steek. Misschien zijn dit eindelijk echte vrienden, of ben ik simpelweg niet zo’n vuurspuwende (baby)draak als na het eerste ongeluk.

Dat verkeersongeluk zorgde echter voor een directe verandering in mijn leven: van studerende feester naar lam coma-patiëntje naar vaag kind vol littekens. Iets dergelijks noemt men trauma. In het ziekenhuis hebben ze er een afdeling voor, ook wel de naam van mijn werk. Trauma is echter vooral een werkwoord. Men kan een pas op de plaats maken, hoe lang ook, maar men moet altijd verder, of stoppen. Ik wil nog helemaal niet stoppen dus ik moet verder. Ik moet van trauma een werkwoord maken; verwerken. Maar dat is best een ingewikkelde bezigheid waarmee ik nu misschien, eindelijk, verder kan en kan afronden. Ik wil verder met leven, ik ben een beetje klaar met trauma.

 

Toch wil ik van mijn trauma de leer beschrijven, de werkwoordsfase. Opdat anderen er wat van kunnen leren, opdat ze het eventueel als gids kunnen gebruiken die (al dan niet) herkenbare punten aanwijst. Ik wil niet alleen mezelf wijzer maken door het te beschrijven, op te schrijven. Ik wil anderen herkenning geven, erkenning. Ik wil aangeven dat mensen soms iets anders moeten doen dan geld verdienen, studeren. Sommigen hebben gewoon tijd nodig om te (leren) zijn. Dat wil ik mensen gunnen, de erkenning, als ze die zoals ik nodig hebben. De legitimiteit van het simpelweg zijn. Ik wil mezelf de legitimiteit geven om simpelweg te zijn.

Nu is het alleen lastig dat ik dus leef van een uitkering en een tegemoetkoming van een ziekenverzekering. Dit maakt mij afhankelijk en als ik van een ding schuw is het afhankelijkheid. Mijn advocaat raadt mij af om deze tekst online te zetten zoals hij ís. Zoals ik ben. Hij was bang voor mijn benaming van mijn dwangmatigheid: autisme. Ik zwak het volgens hem verder in mijn artikel af, maar alsnog was het (zijn bewoording!) munitie voor de verzekeraar in kwestie. Daarnaast vertelt hij dat dit wettelijk, gerechtelijk, niet mag maar dat de ervaring leert dat dit toch gedaan wordt.

 

Ik voel me gevangen? Ik wil duidelijkheid, zekerheid en ik ben onstabiel maar mijn eigen leven leert me al dat ik dit niet mag zijn. Hetzelfde blijkt uit het gesprek dat ik gisteren had met mijn arbeidscoach en psycholoog. Mijn arbeidscoach was bang voor suïcidaliteit maar mijn psycholoog stelt haar en mij gerust: ik heb niet meer hulp nodig. Ik moet gewoon leren leven met wat er is en ik hoef alleen mezelf rustig te houden. Daarbij kan ik eventueel nog hulp van haar krijgen dit te leren, maar eigenlijk beschik ik al over de kennis die daarbij hoort. Door therapieën die daarbij horen voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. De therapie in kwestie heb ik volgens mij al meer dan een jaar gevolgd bij het centrum voor nah in mijn stad; de route langs de Bergse Binnenrotte naar het psychiatrisch centrum kan ik nog steeds fietsen om diezelfde rust te vinden. Misschien is dat de laatste les die ik moet leren; mezelf hulp geven op momenten dat ik (leer te) voel(en) wanneer ik deze nodig heb.

Volgens mijn psycholoog leeft ieder mens met de eenzaamheid die ik beschrijf. Ik denk weer aan Nietzsches bestaansangst en de teksten waarvan ik me zo naar, ellendig en alleen voelde als ik ze las voor mijn beroepsopleiding tot filosoof. Misschien had die Nietzsche wel gewoon gelijk: een mensenleven is alleen en men kan alleen gezelschap zoeken om sommige momenten wat lichter te maken. Men komt echter altijd terug tot die kern van de bestaanskennis: gij zijt alleen en zij zult nooit niet alleen zijn.

 

Hopelijk hoort u snel weer van mij!

 

Liefs,

Daphne

_______________________________________________

Dit artikel schreef ik  vrijdag 13 april 2018. Sinds twee weken volg ik een DGT-therapie met een man met een andere spectrumstoornis. Nog steeds krijg ik geen ander label dan NAH en word ik door deze therapie geholpen. Het linkje hieronder is naar het interview dat een groepstherapiegenoot gaf aan een vakblad. Lees hieronder dus meer over de therapie die mij nu ook weer gaat proberen te helpen. Ik volgde een soortgelijke groep eerder in 2015 . De DGT-therapie van Lineham was toen door een NAH-therapeute bij Bavo Europoort, voor Niet-Aangeboren Hersenletsel in Zevenkamp, veranderd en samengevat; simpeler gemaakt voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Ik merk dat ik zelf ontzetten vaak zeg, mezelf verdedig, door te zeggen: ‘ik ben niet dom!’

Dit zal komen door de ziekte die ik heb, waarvan ik toch blijf vermoeden dat men er veel minder intelligent van wordt.

Nieuwsbrief Diass_Nummer 9 _juni 2022_

Wat vind jij?